22 oktober 2024
Black Friday: Bewust winkelen met een digitale kledingkast-app
- Lifestyle
- Reductie
Niet alle rollen stof in de kledingindustrie worden benut. Die rollen noemen we “deadstock”, of dode voorraad in het Nederlands. Steeds meer opkomende en ook langer bestaande merken gebruiken deze deadstock om nieuwe items van te maken. Maar wat is deadstock precies? Wat kan je ermee doen? En is het wel zo duurzaam als het in eerste instantie klinkt?
Deadstock stoffen zijn restanten uit de mode-industrie die na een bepaalde tijd zouden worden weggegooid. Het gaat om stoffen die geproduceerd waren voor een bedrijf maar die om een bepaalde reden toch niet aan dat bedrijf verkocht konden worden. Bijvoorbeeld omdat ze hun benodigde hoeveelheden niet goed hebben ingeschat, omdat de kleur verkeerd is uitgevallen of omdat er kleine beschadigingen aan de stof zijn. Deze stoffen worden beschouwd als dode voorraad en kunnen onder deze term verkocht worden aan andere bedrijven, soms onder bijzondere voorwaarden om exclusiviteit te behouden.
Pakhuis de Zwijger organiseerde een livecast in samenwerking met Reflow, “Redesigning fashion: Het deadstock dilemma”. Hierin werd aangehaald dat het moeilijk te achterhalen is hoeveel deadstock er is, toch stellen ze dat ongeveer 15% van de wereldwijde productie blijft achter als “deadstock”, een serieuze hoeveelheid.
Francisco van Benthum, Mireille Geijssen, Aarti O’Varma, Jos van den Hoogen, Ellen Sillekens en Irene Maldini vertelden in diezelfde livecast over hun ervaringen met deadstock, recycling, upcycling, reparaties en tweedehands.
Modeontwerper Francisco van Benthum sprak in Pakhuis de Zwijger en gebruikt voor zijn label HACKED by_alleen restpartijen. Hij gebruikt partijen die door grote merken zoals H&M en Ikea niet worden afgenomen en maakt hier een eigen herkenbare collectie van.
Van Benthum legt uit: “Deadstock is alles wat achterblijft aan kleding, wat niet verkocht is geraakt. Op wereldniveau worden jaarlijks rond de 100 miljard kledingstukken gemaakt en 30% daarvan blijft achter en komt dus niet bij de consument terecht. Een groot deel daarvan wordt vernietigd.”
HACKED by_startte in 2014, ze wilden een oplossing bieden vanuit het systeem, omdat zij al actief waren in de modewereld. “We waren op hoogte van het probleem en dachten: wat als je toegang zou hebben tot deadstock? We willen er mooie, positieve producten van maken en samenwerken met bedrijven die met het probleem kampen.”
De modeontwerper geeft aan dat upcycling kostbaar is in vergelijking met de prijzen die bedrijven gewend zijn. “Minder produceren is de beste oplossing maar daarbij ligt een deel van de verantwoordelijkheid ook bij de consument, er is nu veel vraag dus daar wordt naar geproduceerd.”
Van Benthum zegt dat bewustwording bij de consument erg belangrijk is. “Tegenwoordig wordt kleding gezien als een wegwerpproduct. Aan één kledingstuk werken zo’n 169 mensen en maar weinig mensen zijn zich daarvan bewust, als je dit proces kent, zal je kleding minder snel weggooien.” Volgens van Benthum is het bestaan van deadstock een probleem dat zichzelf moet oplossen. Maar minder kopen helpt hierbij, zegt hij, want dan zal er minder productie zijn.
Mireille Geijssen richtte in 2009 i‑did op. Dit is een slow fashion label dat mensen die lange tijd niet gewerkt hebben, laat werken in hun ateliers in Utrecht en Den Haag en zo begeleiden naar een betaalde baan. i‑did produceert tassen, laptophoezen en akoestische interieurproducten van post-consumer gerecycled vilt, gemaakt van textiel dat anders weggegooid zou worden. Ze werken dus niet met deadstock maar met ingezameld gebruikt textiel.
Geijssen zegt dat een van de oorzaken van dat er zoveel overschotten zijn, is dat het voordeel van overproduceren groter is dan het nadeel, vooral als je het financieel bekijkt.
De impact die ze maken is leidend voor i‑did. “Vilt is een materiaal waar zelfs mensen die nog nooit achter naaimachine hebben gezeten, mee kunnen werken. We zijn nu onze eigen fabriek aan het oprichten in Den Haag, om hier ons eigen vilt te maken van afgewezen bedrijfskleding, dit te vervezelen en door de viltlijn te laten gaan.”
I‑did doet samenwerkingen met Ikea, ze maakten twee collecties van onder anderen donshoezen die over waren. “Maar we merkten dat als mensen geen donshoezen met blauwe stippen kopen, ze ook geen schorten kopen met die print. Daarom zijn we gaan werken met vilt.”
Aarti O’Varma heeft een kledingverhuurbedrijf genaamd The Collectives waar ze “pre-loved” designer vintage kleding aanbiedt. Denk aan CHANEL blazers, Balenciaga pumps of Isabel Marant laarsjes.
O’Varma werkt met gedragen kleding die in de kast hangt. “Ik begon met het verhuren van mijn eigen kleding, inmiddels kan iedereen kleding bij mij inleveren. Ik heb een passie voor mode maar ik begrijp dat het een keerzijde heeft. Ik zag zoveel mooie kleren bij mensen, dus nu verhuur ik ze. Duurzaam hoeft niet ten koste te gaan van de schoonheid van kleding. Sommige items verkoop ik ook en ik heb een samenwerking met De Bijenkorf.”
Ze vindt het belangrijk om producten te kopen die er al zijn, dus niet nieuw zijn. Daarnaast denkt ze dat we de gedachte, van dat we iets moeten hebben, los kunnen laten. “Een kledingstuk dat je bij mij huurt voor een paar dagen, draag je waarschijnlijk even vaak als een kledingstuk dat je koopt bij de Zara voor hetzelfde bedrag.”
Jos van den Hoogen is workshopmanager bij Denim City, waar kleding wordt gerepareerd, gecustomized en geupcycled uit oude denim. Hij maakte ook onderdeel uit van de reparatie-actie met de Amsterdamse stadspas, waarbij gebruikers tot 90% korting op kledingreparaties kregen.
Denimcity wil de jonge generatie meenemen en duurzame jeans maken. Daarom geven ze les en laten ze zien wat ze met denim kunnen doen. Van den Hoogen: “Amsterdam noemen wij de hoofdstad van denim, Amsterdammers weten voor elke gelegenheid een spijkerbroek te dragen.”
“De gemiddelde Nederlander heeft er acht en gooit er per jaar vier weg. Wij proberen van die vier, twee stuks binnen te krijgen en daar iets mee te doen, zoals hem te personaliseren, te repareren of er nieuwe stoffen van te maken. We brengen het op de manier dat het cool is om een broek te repareren en het is leuk om te zien dat mensen hun favoriete kledingstuk daarna weer kunnen dragen.”
Van den Hoogen merkt wel dat de kwaliteit van jeans de laatste jaren achteruit gaat. “Dat klopt ook wel als je naar de prijzen kijkt, maar toch kunnen wij ze repareren als ze kapot zijn.” Hij noemt een oplossing voor de grote hoeveelheden deadstock die er nu overblijven. “We willen de voorraden laag maken. ‘Made to order’ of ‘on demand’ werken kan daarin een grote rol spelen omdat kleding dan pas gemaakt wordt als iemand het heeft besteld en aangepast kan worden aan de wensen van die persoon.”
Ellen Sillekens is innovatiemanager bij textielinzamelaar Sympany en heeft een focus op circulair ondernemen. Zij vertelt over welke kleding Sympany binnen krijgt en welke niet en waar het systeem tekort schiet om kleding opnieuw te kunnen verkopen, gebruiken of recyclen.
Sympany verzamelt post consumer textiel in heel Nederland. Sillenkens: “Wij zetten 70% terug in markt, waarvan 10% voor de Nederlandse markt. We zetten ook een deel af in Afrika. Al onze klanten hebben specifieke eisen, voor een Afrikaanse klant die we hebben is de instructie bijvoorbeeld dat de kleding vlekloos moet zijn, het liefst heldere kleuren heeft en dat het geen winterkleding mag zijn.”
Ze zegt dat het voor Sympany belangrijk is dat ingezameld textiel op de eerste plaats wordt hergebruikt, anders refurbished wordt en als dat allebei niet kan, op vezelniveau wordt gekeken. “Pas als op vezelniveau ook niets mogelijk is, gaan we kijken wat kan met chemische recycling, zoals met SaXcell. Per samenwerking die we hebben kijken we op welke categorieën gesorteerd moet worden.” Hier ligt volgens haar ook de grootste moeilijkheid. “Het is een puzzel die moet worden opgelost, financieel is het lastig en op sommige vlakken ontbreekt nog kennis. Sociale inclusiviteit en transparantie worden steeds belangrijker.”
Sillenkens vertelt dat ze ook deadstock binnenkrijgen bij de textielinzameling. “Maar daar zitten meestal restricties aan van waar het terecht mag komen.” Ze gelooft dat het belangrijk is om ontwerpers eens achter de sorteerband te zetten. “Om te laten zien wat er gebeurt met materialen en het design, en dat er bij het ontwerpen al keuzes gemaakt kunnen worden voor de duurzaamheid en herbruikbaarheid van de kleding in een later stadium.”
Irene Maldini is senior onderzoeker bij onderzoeksgroep Fashion & Technology op de Hogeschool van Amsterdam. Ze onderzoekt voornamelijk design for sustainability en maakt deel uit van de Amsterdamse Donut Coalitie.
Ook Maldini haalt aan dat veel cijfers rondom deadstock onzeker zijn. “Daar is veel discussie over, maar het cijfer van 30% dat de consument niet bereikt komt vaak naar voren. We willen het productievolume verkleinen en we onderzoeken productie ‘on demand’ oftewel productie op bestelling.”
Ze zegt dat het hoofdargument voor productie ‘on demand’, deadstock vermijden is, en consumenten betrekken in de ontwerp- en productiefase. “Dat voegt waarde toe aan de kledingstukken waardoor mensen er een connectie mee voelen. Ook al concludeerde ik in mijn onderzoek dat mensen met gepersonaliseerde items in hun kast, niet per sé kleinere kledingkasten hebben.”
Ze zegt dat er een verandering moet plaatsen in de mindset. “Dat hebben we nodig, anders zullen bedrijven niet veranderen. Het is een grote uitdaging want ook hoe we denken over de economie moet veranderen. De industrie moet worden omgekeerd en we moeten investeren in technologie.”
Orsola de Castro, medeoprichter van Fashion Revolution, over het deadstock dilemma
Orsola de Castro deelde haar kijk op deadstock in reactie op Shein (@sheinofficial) die een samenwerking aankondigde om geredde stoffen en deadstock in hun collecties te integreren. De Castro zei:
“Ik hoop dat dit initiatief wordt ondersteund door een 100% transparantiebelofte over wat die stoffen zijn en hun herkomst. In de huidige industrie, die al tientallen jaren overproductie kent, is ECHTE deadstock moeilijk te vinden. Deadstock, ook bekend als aansprakelijkheidsvoorraad, is een materiaal aan het einde van zijn verhaal, zonder verder gebruik of waarde.”
De Castro legt verder uit: “De meeste bedrijven die deadstock verkopen of gebruiken, doen dat waarschijnlijk niet. Zij hebben het over een heel ander product: overproductie, overschotten, restanten… In wezen materialen die een bestemming HEBBEN – die lokale stoffenwinkels en kleine wederverkopers voeden die allerlei soorten kledingmakers bedienen, niet per se modeontwerpers. Een bloeiende markt die al eeuwenlang bestaat: textieldistricten over de hele wereld zitten vol met zulke handelaren.”
Ze benadrukt de aloude praktijk in de industrie: “Natuurlijk, het doorverkopen van voorraden is overspoeld door snelheid en volume, en meer stoffen dan ooit gaan naar stortplaatsen en verbranding (omdat we meer stoffen dan ooit produceren), maar deze ‘innovatieve’ aanpak is zo oud als de industrie zelf, we hebben tegenwoordig gewoon betere technologie. Je koopt heel goedkoop grote hoeveelheden overtollige voorraad op en verkoopt die met winst door.”
De Castro bekritiseert de zet van Shein: “Shein zal enorme hoeveelheden goedkope inventaris van andere merken opkopen en deze verkopen als kleding die als ‘duurzaam’ en ‘circulair’ op de markt wordt gebracht, terwijl ze geen van beide zijn.”
Ze gelooft dat de echte oplossing ergens anders ligt: “De enige manier waarop een bedrijf als Shein overvoorraden kan aanpakken is door overproductie bij de bron aan te pakken, voor de eigen voorraad te zorgen voordat deze afval wordt en deze van binnenuit terug te winnen, door nieuwe vaardigheden te creëren om deze opnieuw te bewerken en nieuwe banen te creëren om deze te beheren.
Ze wees ook op de bredere implicaties voor kledingarbeiders: “Shein belooft een bredere duurzaamheidsstrategie, maar we kunnen alleen maar afwachten; we hebben geen directe vermelding gezien van de lonen van kledingarbeiders in hun toeleveringsketen van meerdere kleine fabrikanten, en als het gaat om duurzaamheid is een leefbaar loon het eerste dat moet worden aangepakt.”
Tot slot, de Castro’s scherpe conclusie: “Anders is het verplaatsen van miljoenen meters geredde stoffen om er wegwerpkleding van te maken gelijk aan het veranderen van afval in stront, daar zien we de logica niet van in.”
Bij COSH! vinden we het goed dat deadstock een nieuw leven krijgt door sommige merken en stoffenverspilling daardoor kan afnemen. Toch is het niet zonder risico’s zegt Niki De Schryver, founder van COSH!: “Als de vraag naar deadstock materialen toeneemt, zullen bedrijven die de overschotten veroorzaken minder noodzaak voelen om hier verantwoordelijkheid te nemen en zal overproductie dus blijven bestaan. Liever voorkomen dan genezen, en dus minder produceren in eerste instantie.”
Daarnaast zijn niet alle leveranciers en verkopers even transparant over hun deadstock. “Het zou daarom kunnen voorkomen dat leveranciers express teveel produceren omdat ze de zogenaamde deadstock alsnog met winst kunnen verkopen.”
Ook is deadstock stof niet altijd even duurzaam in productie en gebruik, omdat deadstock bijvoorbeeld zo geclassificeerd is doordat de stof is afgekeurd door een merk. Misschien is dat wel gebeurd omdat de kwaliteit niet hoog genoeg was voor dat merk. “Dan is de kwaliteit soms nog steeds onvoldoende voor een merk dat deadstock gebruikt, ook kan de stof geproduceerd zijn in onethische werkomstandigheden of van onecologische materialen. Deadstock is geen garantie voor een volledig duurzaam product.”
Toch zijn er zeker voordelen aan deadstock! Voor kleine bedrijven is het bijvoorbeeld een hele fijne uitkomst omdat je unieke stoffen van soms hoge kwaliteit kunt vinden in kleinere hoeveelheden en aan kleinere prijzen.
Ook heeft deadstock stof theoretisch gezien een lagere CO2 voetafdruk omdat er in principe geen nieuwe grondstoffen voor hoefden worden aangebroken. Toch zal de daadwerkelijke CO2 afdruk afhangen van de materialen, transport, etcetera, in de realiteit is dit natuurlijk nooit 0. Elk deadstock materiaal is verschillend, net als elk “nieuw” materiaal.
Dus is deadstock dé oplossing om de modeindustrie te verduurzamen op de weg naar een circulaire economie? Ja en nee, er is nooit één oplossing, teveel van hetzelfde is altijd teveel. Het moet bij kleine hoeveelheden blijven want alleen dan helpt het in de strijd tegen overproductie en onbenutte grondstoffen.
Ben je benieuwd geworden naar merken die deadstock materialen gebruiken voor hun collecties? Kijk dan zeker eens bij koda amsterdam , Capsule Studio , Kstmized , Dailymenu , Natacha Cadonici en Overall Office .
Bij koda amsterdam vind je unieke, tijdloze tassen en accessoires. Alle producten worden gemaakt van knipresten oftewel reststoffen van gordijn- en meubelstof, stevig en circulair!
Alle stuks worden ontworpen door Nederlandse designers en gemaakt door talentvolle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in Nederlandse ateliers. Zij toveren de stoffen om tot etuis, tassen, kussens en plaids in Nederlandse ateliers.
Ben je op zoek naar kwaliteitsvolle essentials voor in je garderobe? Bij het Amsterdamse merk Capsule Studio vind je duurzaam en lokaal geproduceerde overhemden, jurkjes, cozy suits (sweatsuits) en vooral: hun iconische power suits! In klassieke kleuren zoals wit en zandkleur maar ook in meer pastel of gedurfde kleuren zoals lichtroze en bordeauxrood.
Alle kleding is ethisch gemaakt in Portugal of Polen van biologische materialen of deadstock.
KSTMIZED is het upcycling kledingmerk van modeontwerpster Jolien Lauwers. Jolien wil de vervuilende mode-industrie aanpakken met haar eigen merk. De collecties bestaan daarom volledig uit unieke stukken van designer stofoverschotten en vergeten kleding.
Zo gebruikt Jolien onder andere stoffen van Essentiel, Dries Van Noten, Christian Wijnants, Nathalie Vleeschouwer, en nog veel meer. Deze deadstock, krijgt dankzij KSTMIZED een fijn tweede leven!
Voor de basics gebruikt Jolien duurzame stoffen en de gerecycleerde kledingstukken krijgt ze van haar social media volgers en klanten.
Dailymenu is het resultaat van een uitgebreid onderzoek en bestaat uit een collectie van zes veelzijdige en tijdloze stukken die geschikt zijn voor zowel mannen als vrouwen met verschillende lichaamstypes.
De designers communiceren transparant over de productie en alle kledingstukken zijn gemaakt van tweedehands kleding en deadstock materialen. Ze worden zo lokaal mogelijk geproduceerd.
Natacha Cadonici ontwerpt kleding voor vrouwen die je ook achterstevoren kunt dragen zodat je twee looks in één hebt. Natacha ontwerpt haar kleding voor de drukke boss babe. Omdat ze vindt dat die vrouwen respect verdienen, vertaalt ze dat naar haar collecties.
De stoffen van dit merk zijn kwaliteitsvol en komen uit Parijse modehuizen die rollen stof overhebben (deadstock). Deze recyclet ze tot haar eigen creaties. Haar signatuur boord laat ze breien in een fabriek in Frankrijk en alle kledingstukken worden gemaakt in een Brussels atelier.
Overall Office is een slow fashion merk uit Praag dat kwalitatieve kledingstukken maakt in kleine oplages. In de collectie vind je verschillende kleding, badmode en accessoires voor mannen en vrouwen. Overall Office produceert ethisch en lokaal in Tsjechië.
Dit merk maakt gebruik van GOTS-gecertificeerd biologisch katoen voor hun T‑shirts en sokken. Maar naast nieuwe stoffen van biokatoen koopt het merk ook deadstock stoffen aan bij Europese leveranciers om die een tweede leven te geven.
Daarnaast gebruikt het merk ook gerecycleerde vezels, voornamelijk voor hun zwemkleding. De bikini’s en badpakken zijn gemaakt van recycled polyamide ECONYL®-garen.