18 oktober 2024
Onze favoriete alternatieven voor wol
- COSH! Leden Publiciteit
- Productie
In ons artikel ‘Welke impact heeft katoen op mens en milieu?’ kun je lezen hoe vervuilend de traditionele katoenindustrie is. Bij COSH! zijn we daarom enorme fan van biologisch katoen. In dit stuk leren we je de voordelen van biologisch katoen en hoe je duurzame kleding keuzes kan maken aan de hand van certificaten.
Als we het productieproces van traditionele en biologische katoen met elkaar vergelijken (inclusief weven en kleuring), zien we dat het proces, van plant tot product, voor biologisch katoen de helft minder CO2 oplevert.
Vanwaar de daling in CO2? Bij de productie van biologisch katoen zijn kunstmatige meststoffen en pesticiden verboden. Chemicaliën zijn een bijproduct van de vervuilende olieproductie, waarbij een grote hoeveelheid aan CO2 vrijkomt. Daarnaast is de voedingsbodem van biologische katoen gezonder en neemt die meer CO2 op uit de lucht.
Doorheen heel de biologische keten zijn schadelijke chemicaliën verboden. Voor bioboeren zijn veilige stoffen (zoals natuurlijke mest) wel toegelaten om de groei van planten te stimuleren. Verder gebeurt de pluk en verwerking van de katoengewassen op een veilige manier en in goede arbeidsomstandigheden.
Met het GOTS-certificaat weet je meteen ook dat al het garen of textiel milieuvriendelijk geverfd wordt. Zie je het REACH, Oeko Tex of GOTS certificaat? Dan weet je dat het eindproduct geen residuen van pesticiden of zware metalen zoals lood of cadmium bevatten. Zo weet je zeker dat er geen schadelijke stoffen in je kledij zitten. Dat is goed voor je huid en voor het milieu!!
De katoenplant staat in de top 10 van de meest waterverbruikende gewassen, en verbruikt het meeste water van alle textielsoorten. Contradictorisch heeft de plant in principe niet veel water nodig om te groeien, maar bij droogte is de opbrengst wél veel lager. Om een zo groot mogelijke oogst te hebben, is dus veel water nodig. In landen waar het veel regent zal katoen zijn waterhoeveelheid halen uit het regenwater (groen water genaamd), in drogere gebieden moet het water aangevuld worden met irrigatie (blauw water), dat uit de grond of het oppervlakte water wordt onttrokken. Helaas wordt katoen vaak nog gekweekt in landen met weinig natuurlijke regenval, wat het waterverbruik verhoogt.
Maar verbruikt biologisch katoen meer water dat regulier katoen? Dat antwoord is complex. Er circuleren namelijk veel tegenstrijdige artikels rond het waterverbruik bij biologisch katoen. Om dit op de juiste manier te analyseren, is het belangrijk om eerst te kijken naar WELK SOORT water er gebruikt wordt: regenwater (groen water) of water dat uit de bodem onttrokken is (het zogenaamde blauw water) & HOE het water gebruikt wordt.
Het grootste deel van het biologische katoen wordt verbouwd op kleinschalige boerderijen, die meestal regenwater gebruiken om te irrigeren. De gezondere bodem zal ook in staat zijn om meer water vast te houden. Bij biologisch katoen kan hierdoor het waterverbruik tot 91% gereduceerd worden. (Bron: The Cotton Center)
Verschillende studies tonen aan dat regulier katoen 64% meer blauw water zal verbruiken dan biologisch katoen. Er wordt dus meer zoet water uit de bodem onttrokken dan bij biologische katoenproductie. Daarnaast zullen de gebruikte chemische sproeistoffen bij het verbouwen van ‘gewoon’ katoen de bodem uitputten en het water in de omliggende omgeving vervuilen, waardoor deze onbruikbaar wordt om te drinken of om mee te koken.
Zie je het BCI of CmiA certificaat aan een katoenen kledingstuk in de winkelrekken? Weet dan dat deze certificaten pleiten voor vermindering van synthetische pesticiden en meststoffen. Daarnaast promoten beide initiatieven duurzame landbouwpraktijken en waterbesparing. Bij een controle in Pakistan werd aangetoont dat via BCI het pesticidegebruik met 32% gedaald was, een succes dus.
Ook niet onbelangrijk: boeren moeten niet betalen voor hun certificaat, maar de merken nemen de kost op zich door middel van een lidmaatschap. Dit maakt het gemakkelijker voor kleine boeren om ook mee in te stappen, zonder grote investeringen te moeten maken. Vandaag bevat 2% van de totale katoenproductie het CmiA label en 20% het BCI label.
Ondanks de vele positieve kwaliteiten hebben BCI en CmiA ook hun limieten. Bij COSH! verkiezen we een volledige ban aan kunstmatige chemicaliën in plaats van een reductie. Als je het BCI-katoen label in de winkel ziet hangen, weet je bovendien niet of alle katoen BCI is.
Shockerend weetje: slechts 10% van alle gebruikte katoen in een kledingstuk met BCI-label, moet BCI zijn, de overige 90% vezels mogen regulier vervuilend katoen zijn. Het aangesloten merk moet onder BCI wel een doelstelling hebben om binnen de 5 jaar voor 50% over te schakelen op BCI katoen. (Omgerekend dus slechts 5% van heel het merk). Concreet betekent het dus dat je met het BCI label helemaal niet zeker bent dat je product ook effectief uit duurzaam katoen bestaat. BCI en CmiA label zetten een stap in de juiste richting, maar er is nog een zeer lange weg te gaan.
Duurzame kledingmerken kiezen liever het zekere voor het onzekere en werken daarom vaak enkel met biologisch katoen van het GOTS certificaat, dat alle schadelijke chemicaliën bant. Ook het gebruik van genetisch gemodificeerde zaden is niet toegestaan met het certificaat. Helaas bedraagt de GOTS gecertificeerd biologisch katoen bedraagt slechts 1% van de totale katoenproductie wereldwijd.
Bioboeren zullen naast katoen, vaak ook andere gewassen op hun grond telen waardoor ze een lager volume aan katoen kunnen produceren, maar ze wel het milieu beschermen. Omwille van het arbeidsintensiever proces en (meestal) lagere oogst is het vanzelfsprekend dat biologische katoenboeren een hogere prijs krijgen voor hun biokatoen. Rond de prijs hebben we echter onze bezorgdheden bij COSH!. Vaak proberen groothandel en tussenpersonen in grote aantallen het biologische katoen op te kopen aan gewone katoenprijzen, zonder een prijspremium te betalen. Dit is nefast voor de boeren, maar ook voor de industrie want zo zijn minder boeren geneigd om de overschakeling naar biokatoen te maken en groeit het aanbod aan ruw, biologisch katoen niet snel genoeg.
Op zoek naar het GOTS certificaat in je kleding? Dit bestaat in twee varianten:
Concreet betekent dit dat het label altijd aangeeft dat de producten voor minstens 70% uit biologische textielvezels bestaat. Indien het percentage tussen de 70% en 95% ligt, moet dit dus worden aangegeven op het label. Indien er geen percentage aangeduid staat op het label, bevat het product meer dan 95% biologische textielvezels.
Voor bepaalde producten, zoals ondergoed of sokken, aanvaardt de GOTS standaard een klein percentage synthetische vezels waaronder 8% elastaan om rekbaarheid en draagcomfort te versterken.
Het certificaat “Organic Content Standard” (OCS) garandeert de consument dat de vezels in de hele toeleveringsketen biologisch zijn behandeld. Er zijn twee varianten van dit certificaat: OCS 100 en OCS blended. Om het OCS 100 label te mogen gebruiken moet het product voor 95 – 100% uit biologisch katoen bestaan en voor OCS blended hoeft het product slechts 5% biologische content te bevatten.
Alleen materialen afkomstig van gecertificeerde biologische landbouwbedrijven (volgens een van de normenfamilies van de IFOAM) worden door de OCS aanvaard. Het geeft biologische vezelproducenten toegang tot de wereldmarkt voor hun producten. Het certificaat werkt samen met producenten, leveranciers, merken en detailhandelaars over de hele wereld.
In het rapport The Great Greenwashing Machine van Veronica Bates Kassatly en Dorothée Baumann-Pauly (meer hierover lees je hier) werden echter belangrijke tekortkomingen geconstateerd. Textile Exchange, die eigenaar is van het OCS-certificaat, certificeert geen katoen. Er bestaat niet zoiets als “TE gecertificeerd biologisch katoen”. De organisatie is bezorgd over traceerbaarheid, etikettering, behandeling na de oogst, enz. Het is niet van toepassing op de productie van biologisch katoen (de teelt). Dit certificaat is dus niet erg nauwkeurig, want om te weten of een katoen echt biologisch is, moet men naar het veld gaan en begrijpen hoe het katoen wordt geteeld. Textile Exchange kan niet garanderen dat de producenten daadwerkelijk aan biologische landbouw doen. De verificatie van GOTS- en OCS-certificaten is dan ook gebrekkig.
Bovendien wordt er volgens het rapport over het algemeen veel meer katoen als biologisch verkocht dan geproduceerd, er blijft dus altijd een zekere onzekerheid aanwezig omtrent biologisch katoen, ondanks de certificaten.
Fairtrade katoen zegt enkel iets over de werkomstandigheden waarin het katoen gemaakt is, maar is geen garantie op biologisch katoen. Al is dit in veel gevallen wel zo. Fairtrade Belgium vertelde ons dat 71% van alle fairtrade katoen ook biologisch geteeld is.
Fairtrade gecertificeerde katoenplantages krijgen een eerlijke prijs voor hun katoen. Wereldwijd ontvangen alle Fairtrade katoenboeren een prijspremium van 1,4 miljoen euro. Per boerderij betekent dat een bonus van slechts 30 euro per jaar. Aan de lage kant dus! Het extra geld gaat echter rechtstreeks naar de coöperatieve waar de boeren bij aangesloten zijn, waar het geld wordt geïnvesteerd in duurzame landbouwpraktijken, de gemeenschap of educatie.
Maar een significante stijging van hun loon krijgen de fairtrade boeren dus helaas niet. Om de boeren wel een hoger loon te geven, kunnen merken best zoveel mogelijk tussenpersonen vermijden en zo rechtstreeks mogelijk katoen inkopen. Oprichter van duurzaam huislinnen merk Kalani, Bruno Van Steenberghe, geeft het goede voorbeeld. Hij besliste om 13,5% per kilogram meer te betalen voor zijn biologisch fairtrade katoen en koopt rechtstreeks bij de boeren in. Kalani bezorgt boeren zo écht een hoger loon, eentje die ze verdienen.
Lees ook: