
27 november 2023
Hoe duurzaam is polyester?
- Plastics
Zachte wol, harde cijfers
Wol is een geliefd materiaal. Het is warm in de winter, ademend in de zomer en vergt weinig onderhoud. Wereldwijd staat wol in voor 1,3% van alle textielvezels, en is het de meest gebruikte dierlijke vezel.
Van alle textielmaterialen draagt wol echter het meest bij aan de klimaatopwarming (Bron: Higg Index). Waarom heeft wol zo’n immense ecologische voetafdruk?
Om de dieren plaats te geven en te laten grazen, is er veel land nodig. De wolproductie heeft een enorme invloed op het landgebruik wereldwijd. Het departement voor milieu, voeding en landbouw in het VK schat dat er maar liefst 2278 hectare grond per ton wolvezels nodig is. Dat is bijzonder veel in vergelijking met andere materialen. Zo heeft katoen slechts 1 hectare per ton katoen nodig. Wol vraagt dus enorm veel landbouwgrond, iets wat vandaag de dag juist schaars is.
Schapen, geiten en alpaca’s stoten grote hoeveelheden methaan – een broeikasgas – uit. Een schaap produceert gemiddeld 30 liter methaan per dag, een enorme hoeveelheid. Zo is de schapenpopulatie in Nieuw-Zeeland verantwoordelijk voor 90% van de methaanproductie van heel het land (Bron: Peta).
Wist je dat het broeikaseffect van methaan 25 sterker is dan dat van CO2? Wel komt CO2 in grotere hoeveelheden voor, waardoor het een grotere bedreiging vormt voor de planeet. Uit dierlijke mest ontsnapt ook nog een tweede broeikasgas: lachgas. Dit broeikasgas is maar liefst 310 keer (!) zo sterk als CO2. Door al deze broeikasgassen, is de veeteelt dus één van de grootste boosdoeners voor de klimaatopwarming.
Om het wol te kunnen verwerken tot textiel, moet het eerst gereinigd worden met chemicaliën. Zo worden vuil en mogelijke ziektes verwijderd.
Gelukkig zijn de wolvezels gemakkelijk te ontkleuren, waardoor het gebruik van bleekmiddel beperkt is. Maar dat is niet bij elke soort wol het geval. Alpacawol ontkleurt moeilijker dan andere wolsoorten. Hierdoor zijn meer chemische stoffen nodig en is de milieu-impact ook groter. Als we kijken naar de hoeveelheid chemische stoffen die in het water belanden bij het bewerken van alpacawol, is dat 14 keer meer (!) dan de normale waardes van schapenwol.
De milieu-impact is relatief kleiner wanneer wol wordt gebruikt van dieren uit de melk- of vleesindustrie. Hierbij worden de grondstoffen efficiënter gebruikt. Eenzelfde dier dient dan voor zowel wol, als melk, kaas of vlees. Maar niet alle schapen kunnen wol én melk of vlees produceren. Oudere dieren hebben een minder fijne wolstructuur, waardoor enkel de jonge dieren voor de wolproductie gebruikt kunnen worden.
Om het dierenwelzijn te garanderen is het belangrijk dat de dieren goed behandeld worden, ook in de melk- en vleesindustrie heb je hierop helaas niet altijd een garantie.
Wol is niet het meest diervriendelijke product. De vele schandalen maken duidelijk in welke slechte omstandigheden de dieren worden gehouden. De zachte merinowol uit Australië en Nieuw-Zeeland is zeer geliefd in het Westen, maar weinigen zijn op de hoogte van de wanpraktijken die er plaatsvinden.
Om zoveel mogelijk wol te produceren, heeft de mens de merino schapen zo gefokt zodat ze zoveel mogelijk wol kunnen produceren. Het resultaat? Extra veel huidoppervlakte, waardoor de opbrengst hoger is. Door de extra huidoppervlakte zijn de dieren echter ook vatbaarder voor Flystrike. Dit is een ziekte waarbij vleesetende larven zich tussen de warme huidplooien nestelen. De vlieg legt eerst eitjes in de dikke huid, die zich vervolgens ontpoppen tot schadelijke larven.
Om deze ziekte te bestrijden, maken de boeren gebruik van het dieronvriendelijke mulesing process. Mulesing is het onverdoofd wegsnijden van huid aan het achterwerk van schapen om infectie door vleesetende larven te voorkomen.
Een diervriendelijker, maar arbeidsintensiever proces is het regelmatig nakijken van de vacht en het gebruik van insecticiden. Het diervriendelijkere alternatief vraagt veel meer mankracht, wat helaas niet mogelijk is op grote boerderijen en in de industriële schapenteelt.
De meeste wol voor kleding is afkomstig van massaproductie uit Nieuw-Zeeland en Australië. In Australië worden meer dan 70 miljoen schapen gehouden, verspreid over verschillende grote schapenboerderijen. De beperkte mankracht op de grote boerderijen, maken het onmogelijk voor de boeren om voor de diervriendelijkere optie te kiezen in plaats van mulesing.
Helaas is ook het dierenwelzijn in biologische landbouw niet gegarandeerd. Al zal de aandacht voor dierenwelzijn in de biologische veehouderij groter zijn dan in de gangbare veeteelt. Bij de biologische veeteelt krijgen schapen biologisch voer en respecteert de boer quota voor het aantal dieren per vierkante meter waardoor ze zeker voldoende vrije ruimte hebben. Meer en strengere eisen dus dan bij de industriële veeteelt.
Alhoewel de wereldwijde wolproductie de afgelopen jaren gedaald is, zien we een stijging in het marktaandeel van duurzamere alternatieven, goed nieuws!
De RWS biedt een lijst met criteria waaraan ingekochte wol moet voldoen om het dierenwelzijn te kunnen garanderen. Kledingmerk Patagonia richtte dit certificaat op nadat verschillende schandalen bij een Argentijnse schapenhouderij aan het licht werden gebracht door PETA. Inmiddels hebben verschillende andere bedrijven zich aangesloten waaronder H&M en C&A.
Het is een van de meest gebruikte certificaten voor wolproducten. In 2018 werd RWS op 278 boerderijen in 6 landen gebruikt. Zuid-Afrika stond hierbij bovenaan met 133 gecertificeerde boerderijen, gevolgd door Uruguay (69 boerderijen), Argentinië (39 boerderijen), Australië (31 boerderijen), Nieuw-Zeeland (5 boerderijen) en Amerika (1 boerderij). Helaas vormt RWS-wol momenteel minder dan 1% van de totale wolproductie.
Na de opstart van RWS voor wol in 2016, zijn er verschillende andere gerelateerde certificaten bijgekomen: zo ontstond er in 2019 de Responsible Mohair Standard (RMS) en de Responsible Cashmere Round Table (RCRT). Dit om ook het dierenwelzijn van angorageiten en kasjmiergeiten te kunnen garanderen. In Mongolië is vandaag de dag 3% van alle kasjmier duurzaam gecertificeerd. Een stap in de goede richting.
In Nieuw-Zeeland vind je het QZ label, dat vergelijkbaar is met de RWS. Ook dit certificaat heeft een lijst van maatregelen om een duurzame en diervriendelijke wolproductie te kunnen garanderen. Het QZ label omvat 1% van de totale wolproductie wereldwijd, een hoeveelheid vergelijkbaar met de RWS.
In de afgelopen 2 jaar investeerde het QZ label 1,6 miljoen Nieuw-Zeelandse Dollar in onderzoek en ontwikkeling. Dit is een belangrijke evolutie want het merendeel van de massaproductie van schapenwol komt naast Australië uit Nieuw-Zeeland.
Door de lange productieketens en vele tussenhandelaren blijft het, ondanks de bestaande certificaten, nog steeds moeilijk om met 100% zekerheid te zeggen dat alle wol in één kledingstuk diervriendelijk geproduceerd is. One World waarschuwt dat het nog te vroeg is om uitspraken te doen over of de duurzame wolcertificaten écht een garantie kunnen bieden voor het dierenwelzijn.
De vraag is ook hoe toegankelijk de certificatie is. Kleinere merken en schapenhouders hebben vaak niet genoeg budget om gecertificeerd te worden, ondanks dat ze de dieren wel met respect behandelen.
Dierenwelzijn blijft een moeilijk thema en certificaten bieden slechts een deel van de oplossing.
Wat zou een betere oplossing zijn? Kleinere productieketens, minder tussenleveranciers en rechtstreekse samenwerkingen met de wolboeren, zouden meer transparantie in de sector kunnen brengen.
Wist je dat er naast de klassieke schapenwol, nog verschillende andere soorten wol bestaan? Merinowol is afkomstig van het merino schapenras. Ze is bijzonder geliefd omwille van de extra fijne vezels waardoor je kleding heerlijk zacht aanvoelt. In het algemeen geldt: hoe fijner de vezel, hoe zachter het product.
De prijs van merinowol zal wel iets hoger liggen, omdat het wol trager groeit in vergelijking met bij andere schapensoorten. Er zal ook meer wol nodig zijn van een fijnere stof om hetzelfde kledingstuk te maken. Ten laatste zal een delicatere stof ook een arbeidsintensief productieproces vergen.
Alpacawol is enorm zacht, nog zachter dan merinowol. Daarbij is het is ook nog eens 3 keer sterker en 7 keer warmer dan schapenwol. Perfect dus voor mensen die het snel koud hebben. Alpaca’s zijn afkomstig uit Zuid-Amerika (voornamelijk uit Peru, maar ook uit Bolivia, Argentinië en Chili).
Alpacawol is een goed alternatief als je allergisch bent voor wolvet (lanoline). Schapen stoten dit natuurlijke wolvet uit om water, vuil en bacteriën tegen te houden. Sommige mensen zijn hier allergisch voor. Omdat alpaca’s geen lanoline produceren, kan dit een fijne oplossing bieden.
Kasjmier is niet afkomstig van schapen, maar van geiten! De geiten leven in Mongolië, China, India en Pakistan. Ze hebben een zachte ondervacht, die ze één keer per jaar verliezen. In vergelijking met andere dieren is de opbrengst per geit bijzonder laag.
De ondervacht bedraagt slechts 150 g, veel minder in vergelijking met een gemiddeld schaap dat op een jaar 3 kg wol kan produceren, of een alpaca die tot 5kg wol produceert. Kasjmier is dus een uniek product, wat zich ook vertaalt in de prijs.
Net als kasjmier, is mohair afkomstig van geiten: de angorageit, niet te verwarren met angorakonijnen. De helft van al het mohair wereldwijd, wordt geproduceerd in Zuid-Afrika. Voor mohairwol wordt zowel de ondervacht als de bovenvacht gebruikt, waardoor het wol een typisch pluizig uiterlijk heeft.
De mohairvezels zijn iets dikker dan merinovezels. Ook zijn ze lang en glad waardoor je trui of sjaal lekker zacht en glanzend aanvoelt.
Deze cijfers werden gehaald uit de Higg MSI. Een index die momenteel onder vuur ligt omdat het geen accurate bron is. Houd dit in gedachten wanneer je de genoemde materialen met elkaar vergelijkt.
Lees ook:
Hoe gaat het met de wolboeren?
Vegan alternatieven voor wol
Lees ook over andere materialen:
27 november 2023
8 november 2023
4 oktober 2023